‘Ik typte mijzelf de bevrijding in’

Gepubliceerd in dagblad Trouw, 19 maart 2011.

De eerste baan maakt vaak diepe indruk en legt de basis voor later. Schrijver Kees van Beijnum (1954) begon als assistent bij typemachinefabrikant Remington.

“Werken bij Remington heb ik ervaren als een soort shocktherapie. Tot die tijd was ik er zeker van dat leuk werk zich op een gegeven moment zou aandienen. Maar toen ik binnenkwam bij Remington realiseerde ik mij dat het ook helemaal mis kan gaan.

“Het Amerikaanse bedrijf stond bekend om de schrijfmachines die ze produceerden. Toen ik begon verkochten ze daarnaast ook fotokopieermachines en andere apparaten. Het bedrijf zat aan de Overtoom in Amsterdam. Van binnen leek het nog het meest op een magazijn; er lagen betonnen vloeren en er waren geen ramen.

“Vlak voor mijn eindexamen was ik gestopt met het gymnasium. Ik had het romantische idee dat als ik iets wilde leren, ik dat wel zou opsteken in het leven. Allerlei tussenbaantjes heb ik gedaan en ik heb ook zeker periodes lopen lanterfanten. Maar op een gegeven moment vond ik dat het tijd was om mezelf tot de orde te roepen; ik moest weer in het gareel komen. Ik heb toen gesolliciteerd bij Remington.

“Ik was 22 toen ik begon als assistent van de chef van de serviceafdeling. Voor mijn  werk bekeek ik reparatiebonnen van de monteurs: viel de reparatie onder de garantie? Of moest de klant betalen? Ik noteerde het ‘1’ op de bon voor garantie, en ‘2’ als de klant moest betalen. Dat was wat ik de hele dag deed.

“Vanuit het hok waar ik werkte kon je de monteurs zien in de andere ruimte. Als je door je wimpers keek leken de mannen- in dat felle tl-licht- al half dood: het waren mannen van in de vijftig, ze droegen grijze stofjassen. Al dertig jaar repareerden zij schrijfmachines. Hun enige verzetje was de cursus die ze kregen wanneer er een nieuwe machine uitkwam. Dat waren de pareltjes in hun werkende bestaan.

“Het was de bedoeling dat ik de chef zou opvolgen. Het was een aardige man, maar hij was totaal overwerkt. Omdat hij zo’n last had van zijn maag slikte hij de hele dag Rennies. Ik bekeek hem vooral met medelijden. Hij had dan ook vrij snel door dat ik niet zijn opvolger zou worden.

“Een half jaar heb ik het volgehouden. Op het laatst had ik er zo geen zin meer in dat ik iedereen garantie gaf. Het was een periode van overleven: met steeds meer tegenzin ging ik naar mijn werk. Toch had ik besloten pas weg te gaan als ik iets nieuws had gevonden. Dat lukte: ik ging voor een ander bedrijf werken als vertegenwoordiger van kopieermachines. Het leek me veel beter dan bonnen schrijven: je kreeg een auto van de zaak en je was de hele dag op pad.

“Maar ook dat verliep rampzalig. Het was in die tijd dat ik begon met schrijven. Op een dag kwam ik thuis van mijn werk: ik kan dit niet meer aan, dacht ik. Voor het eerst heb ik toen zitten schrijven. Geen hoogstaande literatuur, maar gewoon over hoe ik me voelde.

“Ik begon daarna als journalist. Mijn eerste stuk schreef ik op een oude Remington. Ik heb toen zeker nog teruggedacht aan de reparateurs die in de weer waren met schroevendraaiers en oliespuitjes. Op een oude Remington typte ik mezelf als het ware de bevrijding in.”