‘Ik wilde weten hoe arbeiders leven’

Verschenen in dagblad Trouw, 9 januari 2009.

De eerste baan maakt vaak diepe indruk en legt de basis voor later. Dominee Hans Visser (1942) van de vroegere Pauluskerk in Rotterdam, begon bij de Hoogovens in IJmuiden.

„Normaal gesproken ga je na de opleiding theologie aan het werk als beginnend dominee, maar ik had daar geen zin in. Ik wilde werken bij de Hoogovens. In die tijd zaten veel mensen in de industrie, ik wilde de sfeer leren kennen en kijken hoe arbeiders leven. Een beetje in de traditie van de Franse ‘priester-arbeiders’ die in de jaren vijftig in fabrieken gingen werken.

De kerk vond mijn plan niks, toch heb ik doorgezet. Het kostte me veel moeite, maar uiteindelijk vond ik een baan bij de Hoogovens van IJmuiden. Ik werkte als ‘kortverband arbeider’, dat betekent dat je voortdurend wordt overgeplaatst naar verschillende fabrieken. De eerste nacht moest ik in een loods staal klaar maken voor verzending, een oudere collega werkte mij in, hij waarschuwde mij meteen op niet mis te verstane wijze: ’Als je dat nog een keer zo doet, ligt je arm eraf.’ Ik kreeg spontaan de zenuwen.

Ik woonde, samen met andere arbeiders, in een kosthuis vlakbij de sluizen van IJmuiden. Je at en werkte in ploegendiensten. Ik deelde m’n kamer met een Antilliaan, we zagen elkaar nauwelijks: Als ik ging slapen, werd hij net wakker en andersom. Door het zware werk was er maar weinig tijd voor gesprekken met andere arbeiders, toch is juist het contact me bijgebleven. Tijdens schaftpauzes hadden we het over werk, en over het geloof. Maar ik was daar niet om het evangelie te verkondigen, ik wilde vooral goed luisteren naar wat de mensen te zeggen hadden.

Op een avond weigerde een groep gastarbeiders een ertsschip te lossen. Midden in de nacht werden wij daarom naar de oceaantanker gestuurd. De ploegbaas deelde maskers uit, maar er was een masker te weinig. De baas sloeg me op m’n schouder, en zei: ’Man, je kan ook wel zonder.’

Met een groep van tien man daalden we af naar het benedenruim, daar hoorde je het geluid van bulldozers, maar door het stof zag je geen hand voor ogen. We kregen een schop in ons hand en daarmee moesten we de erts los bikken. Zonder masker was het ondoenlijk: ‘Dit houd ik niet lang vol’, dacht ik bij mezelf. Na een paar uur hield ik het voor gezien, ik ben direct overgeplaatst naar een andere fabriek.

Vier maanden heb ik er gewerkt, daarna wilde de kerk dat ik als dominee ging werken in de gemeente Wijk aan Zee. Ik heb nog wel een rapport geschreven met flinke kritiek op de zware werkomstandigheden bij de Hoogovens. Ik had na afloop toch niet zo’n geweldige indruk van het werk, het waren soms bijna koloniale toestanden. Toch heb ik er tijdens mijn carrière profijt van gehad: die ‘Hoogoventijd’ werkt door in je onderbewustzijn.”