Mijn eerste baan: ‘Bij mijn interview met Brigitte ging alles mis’

,

Verschenen in dagblad Trouw, 7 juni 2014

De eerste baan maakt vaak diepe indruk. Presentator en schrijver Cornald Maas (1962) begon bij weekblad Elsevier. Tijdens theaterfestival Oerol presenteert hij kunstprogramma ‘Opium’ vanaf Terschelling. 

“Ik studeerde cum laude af in argumentatietheorie. Het lag enorm voor de hand om te promoveren. Maar ik wilde schrijven. Ik schreef brieven naar de kranten en bladen die ik las. Zonder resultaat.

In die tijd las ik een interview met Jan-Paul Bresser, de nieuwe chef kunst van Elsevier. Hij was benoemd door André Spoor, de nieuwe hoofdredacteur van Elsevier. Alles moest anders. Bresser vertelde over het vernieuwde Elsevier. De kunstredactie zou worden uitgebreid. Hij trok mensen aan als Adriaan van Dis, Frits Abrahams en Doeschka Meijsing. Ik las nooit Elsevier, het blad was me veel te rechts. Maar bij die nieuwe groep wilde ik ook wel horen, en dus schreef ik een brief.

Ik kreeg geen reactie. Een paar keer belde ik met de secretaresse van André, Astrid Waltmans. Na mijn aanhoudende gezeur heeft zij voor mij een afspraak met hem geregeld. Het leerde mij meteen een belangrijke les: word goede vrienden met de secretaresse, zij is immers de rechterhand van de baas.

André moest wel even grinniken toen hij mij zag: een studentje uit Leiden, dat net kwam kijken. Toch kon hij mijn onbevangenheid wel waarderen. De vier stageplaatsen waren al vergeven, zei hij. Maar ik mocht wel drie maanden – onbetaald – op de redactie zitten.

Niet gehinderd door enige ervaring kwam ik op de kunstredactie terecht. Mijn eerste interview was met cabaretière Brigitte Kaandorp. Ze was net doorgebroken. Ik was toen al helemaal weg van haar. Tijdens onze afspraak ging alleen alles mis: ze kwam te laat, ze zat in het verkeerde café. En ze moest ook nog eens eerder weg, omdat ze de jurk was vergeten waarin ze die avond moest optreden.

Ik heb alles precies opgeschreven zoals ik het had beleefd. Het was daardoor nogal een onconventioneel stuk geworden. Op de redactie vond iedereen het helemaal te gek; ik kreeg zelfs een compliment van Adriaan van Dis.

Na die drie maanden kwam ik in vaste dienst. Ik weet zeker dat ik mijn contract heb te danken aan dat eerste verhaal. We werkten met veel freelancers. Die coördineerde ik. Zo had wel eens Willem Frederik Hermans aan de lijn, die zat in Parijs. We overlegden over de lengte van zijn stukken. Daarnaast kreeg ik de kans om heel veel te schrijven. Ik werd niet afgescheept met kleine rotstukjes, maar mocht meteen grote interviews doen: met Paul de Leeuw, Adelheid Roosen en Herman Finkers. Allemaal mensen die ik bewonderde.

Er was enorm veel esprit om dingen te veranderen. Toch is de vernieuwing maar deels gelukt. Toen André Spoor ziek werd, liep het al snel vast. Daarbij zaten de abonnees helemaal niet te wachten op een blad met zoveel aandacht voor kunst en cultuur. Zij wilden hun oude Elsevier terug.

Twee jaar heb ik bij het blad gewerkt. Tot ik een aanbod kreeg om voor ‘Nieuwsspits’, een tv-programma van Frits Spits te komen werken. Een nieuw medium, dat leek me reuze spannend.”