‘De directie zou keihard moeten optreden’

Gepubliceerd in dagblad Trouw, 24 maart 2012.

Van de Nederlanders heeft 12 procent te maken met intimidatie en pesten op het werk. ‘Er zijn legio redenen: je bent vrouw, of te dik, te slim, allochtoon, of je hebt een baan die benijd wordt.’

‘Ik voelde mij enorm in de kou gezet door het management. Je zou vierkant achter je collega moeten staan”, zegt Anna (45). Ze zit aan haar keukentafel in Amsterdam. Vanwege het interview over haar ervaring met intimidatie en agressie op het werk heeft ze vannacht amper kunnen slapen, vertelt ze: “Die hele periode bleef maar door mijn kop malen. Ik merk dat ik het nog steeds niet heb kunnen afsluiten.” Anna wil niet met haar echte naam in de krant, het ligt gevoelig, en daarbij vindt ze dat buiten de betrokkenen niet iedereen hoeft te weten wat het incident met haar heeft gedaan.

Drie jaar geleden werkte ze als docent Nederlands op een mbo-school. Op een dag sprak ze in het trappenhuis een leerling aan op zijn luidruchtige gedrag. De jongen schreeuwde vervolgens hard in haar oor. De KNO- arts stelde vast dat het gehoor waarschijnlijk door de kracht van de schreeuw van haar linkeroor meer achteruit was gegaan dan rechts. Drie maanden kon ze niet op haar linkeroor liggen, dat deed te veel pijn.

Anna meldde het voorval, en zocht contact met haar leidinggevende. De jongen moest geconfronteerd worden met de gevolgen van zijn daad, vond ze. Haar leidinggevende wachtte ruim een maand voor ze de jongen uitnodigde voor een gesprek. Hij ontkende de gebeurtenis. Anna zocht camerabeelden op om haar verhaal kracht bij te zetten. Maar haar leidinggevende zei dat op de beelden zonder geluid niet duidelijk te zien was dat de jongen schreeuwde. Ze kon het daarom niet gebruiken als ‘bewijslast’, en daarmee was voor haar de kous af. Maar niet voor Anna: “Het voorval werd gewoon niet erkend. Het werd mij zelfs niet toegestaan om met een onafhankelijke derde erbij de jongen te vertellen wat hij had aangericht. Dat was – naast de fysieke pijn wat nog het meeste stak.”

Bij de term ‘pesten op het werk’ zal niet iedereen meteen denken aan de situatie die Anna beschrijft. Dit is ten onrechte, stelt psycholoog en arbeids- en organisatiedeskundige Cokkie Verschuren, ze is oprichter en coördinator van Stagira: Stichting agressie en geweld in relatie tot arbeid. Pesten omvat veel meer dan bijvoorbeeld iemand een bijnaam geven waar die persoon zelf een hekel aan heeft, vertelt Verschuren. Ze somt op: “Discriminatie, seksuele intimidatie, mobbing, agressie, dat valt er allemaal onder.”

Pesten op het werk komt, ondanks dat er de afgelopen jaren meer aandacht voor is, nog steeds vaak voor. In Europa heeft Nederland na Finland zelfs het hoogste percentage van mensen die tijdens hun werk te maken krijgen met intimidatie en pesten: 12 procent tegen bijvoorbeeld 4 procent in Duitsland. Dit blijkt uit cijfers van Eurogip 2010, een organisatie die op Europees niveau onderzoek doet naar arbeidsgerelateerde zaken. Zeker in deze tijd van crisis op de arbeidsmarkt is het volgens de arbeids- en organisatiedeskundige Verschuren belangrijk dat werkgevers meer aandacht besteden aan het voorkomen van en adequaat reageren op pesten: “Werkgevers zitten nu met een andere agenda, ze kijken waar ze kunnen bezuinigen. Wat ze vaak niet zien is dat als mensen moeten vechten voor hun baan pesten vaker voorkomt.”

Anna had in eerste instantie te maken met ‘externe agressie’, analyseert Verschuren als ze haar verhaal hoort. “Ze werd lastig gevallen door een leerling. Maar vervolgens viel haar leidinggevende haar af. Dat is het moment dat het intern wordt. Als een klacht door collega’s niet serieus wordt genomen kan dat heel vervelende situaties opleveren. Er ontstaat een onveilige werksfeer.

“In mijn onderzoek zie ik dat het een glijdende schaal is; het gaat vaak van kwaad tot erger: ‘Vind je ook niet dat die vrouw zich heel erg voorstaat op haar vrouwelijkheid?’, vraagt iemand bijvoorbeeld tijdens de lunch aan zijn collega. Vervolgens wordt een keer een middelvinger opgestoken als ze zich omdraait. En zo gaat het verder. De volgende keer als de vrouw een presentatie moet houden begint iedereen opeens koffie te halen, naar het toilet te gaan, te roezemoezen. Ze wordt in haar functioneren belemmerd. Dat soort verhalen kom ik in mijn dagelijkse praktijk veel tegen.” Volgens Verschuren is er geen pijl op te trekken waarom iemand gepest wordt. “Het kan zijn omdat je toevallig vrouw bent, te dik, te slim, allochtoon of omdat je een baan hebt die wordt benijd. Er zijn legio redenen.”

Onzekerheid en onwetendheid spelen een grote rol bij het aankaarten van ongewenst gedrag van een collega of een leidinggevende, vertelt Verschuren. “Slachtoffers zitten vaak in de val; niet alleen qua informatie, maar ook vanwege hun gevoel. Ze beginnen aan zichzelf te twijfelen en ze denken al snel dat het aan hen ligt.

Dat het heel lastig kan zijn om naar buiten te treden met je klacht, onderstreept Carmen (27). Ook zij wil omdat ze nog bij haar werkgever werkzaam is niet met haar naam in de krant. Sinds een jaar werkt ze als productieassistent bij een televisieprogramma. “Ik deel mijn functie met een man. Vanaf dag één ging het mis tussen ons. Hij behandelde mij consequent als een loopjongen, terwijl mijn functie veel meer omvat dan dat. Ook communiceerde hij belangrijke kwesties niet door, waardoor ik me een sulletje voelde als ik geen antwoord kon geven op een vraag van een collega.”

Carmen: “Het voelde heel beklemmend. Ik durfde niet met mijn verhaal naar mijn leidinggevende te gaan. Ik was bang dat ik meteen het cliché zou bevestigen van het jonge, naïeve meisje dat kwam zeuren.” Na anderhalve maand besloot Carmen er iets van te zeggen. Ze sprak haar collega aan op zijn commanderende toon, ze zei dat ze het geen prettige manier van samenwerken vond. Hij antwoordde dat het kwam door stress, en dat ze het niet persoonlijk moest nemen. Maar er veranderde daarna niks aan de situatie.

Carmen: “De man om wie het gaat doet dit werk al jaren. Ik denk dat hij mij misschien als een bedreiging zag. Of hij voelde zich niet serieus genomen door het management dat hij moest samenwerken met een jonge en relatief onervaren vrouw.” Na anderhalve maand besloot ze naar de directeur te stappen. Die ondernam gelijk actie, sindsdien gaat het veel beter, vertelt Carmen.

Cokkie Verschuren ziet deze daadkrachtige houding van werkgevers in haar onderzoek nauwelijks terug. Werkgevers zetten ter voorkoming van agressie en discriminatie weliswaar trainingen in, ze wijzen een vertrouwenspersoon aan, houden een enquête en stellen een klachtencommissie in. Maar dat is niet genoeg, vindt Verschuren. “Het slachtoffer wordt in veel gevallen ‘apart’ gezet. Terwijl een directie hard zou moeten optreden tegen de ‘pester’. Als ze weten dat op een bepaalde afdeling vooral allochtonen problemen hebben met collega’s zouden ze diepte-interviews moeten houden, de oorzaak moeten onderzoeken en uiteindelijk zelfs de pester ontslaan. Maar dat gebeurt nog niet: in plaats van sleutelen aan de tent sleutelen we aan de vent; het slachtoffer zelf.”