‘Ik moest me inlezen: dat nam een half jaar in beslag’

Gepubliceerd in dagblad Trouw, 14 mei 2011.

De eerste baan maakt vaak diepe indruk en legt de basis voor later. Historicus Maarten van Rossem (1943) begon als medewerker van de Universiteit van Utrecht. Binnenkort komt zijn nieuwe boek ‘Kapitalisme zonder remmen’ uit.

“De portier van het instituut zei op een dag tegen mij dat het hem vreselijk leek de hele dag te moeten lezen. Ik vond het juist geweldig: de hele dag gezellig kunnen lezen. Het was de reden dat ik bij de universiteit wilde werken.

“In 1971- anderhalf jaar na mijn afstuderen- begon ik als wetenschappelijk medewerker op de afdeling contemporaine geschiedenis van de Universiteit Utrecht. Het is mijn eerste en enige baan geweest. Het jaar daarvoor had ik voor mijn dissertatie onderzoek gedaan aan een instituut in Mainz, Duitsland. Maar daar was niks uitgekomen, ik vond mijn onderwerp maar melig. Terug in Nederland ben ik daarom helemaal opnieuw begonnen.

“Hermann von der Dunk was mijn chef. We zaten samen op een kamer. Ik weet nog goed dat ik hem de eerste dag in september vroeg: wat moet ik eigenlijk doen? ‘Dat weet ik ook niet,’ antwoordde hij. Ga je maar inlezen, zei hij toen.

“Een half jaar lang heb ik toen in mijn werkkamer aan de Kromme Nieuwe Gracht 23 zitten lezen. Het maakte in principe niet uit waarover, maar het moest zich wel beperken tot contemporaine geschiedenis; dat betekent vanaf 1870.

“In het voorjaar begon ik met lesgeven. Ik weet nog goed dat ik voor mijn eerste werkgroepje vrij zenuwachtig was. Wekenlang had ik me voorbereid, en nog stond ik doodsangsten uit dat ik over te weinig materiaal beschikte. Maar al snel begon ik het lesgeven enorm leuk te vinden.

“De helft van de tijd besteedde ik aan lesgeven, de rest aan mijn dissertatie. Ook zat ik daarnaast nog in een aantal commissies, ik heb dat trouwens altijd maar nutteloze activiteiten gevonden.

“37 jaar heb ik lesgegeven. In de jaren tachtig begon ik ook met het geven van hoorcolleges, dat vond ik nog leuker dan de werkgroepjes. In al die jaren heb ik verschillende functies gehad, maar het wezenlijke werk bleef hetzelfde.

“Met mijn dissertatie wilde het maar niet vlotten. In 1974 ben ik voor negen maanden naar Amerika om daar onderzoek te doen voor mijn tweede onderwerp. Wederom kwam ik erachter dat het maar een saai onderwerp was, en ik liet het vallen. Tijdens mijn tijd in de Butler Library van Columbia Universiteit kwam ik gelukkig wel snel op wat mijn uiteindelijke thema zou worden.

“Iedere dag zat ik tussen de boeken aan een klein tafeltje met zo’n groen lampje. Een keer sprak de balie juffrouw mij aan, of ik wel eens van het tijdschrift de Partisan Review had gehoord. Ik ben een beetje in het tijdschrift gaan bladeren en dat werd mijn onderwerp. Ik heb haar altijd nog willen bedanken, maar ze bleek onvindbaar.

“Het was een worstelproject, twaalf jaar heb ik er over gedaan. Tegenwoordig zou dat niet meer kunnen. Ik heb alle klassieke fouten gemaakt, zo ben ik veel te laat begonnen met schrijven. Mijn begeleider heeft nooit een probleem gevonden dat ik er zo lang over deed. Kijk, ik ben van nature een luiwammes. Niet dat ik niks doe, ik lees altijd heel veel. Maar je moet er natuurlijk ook wat mee doen, en dat was vaak het probleem. Nog steeds heb ik mensen nodig die me achter de vodden aan zitten. Gelukkig heb ik nu een uitgeverij die dat doet, dat werkt fantastisch. Anders zou er geen letter op papier komen.”