Mijn eerste baan- Abeltje Hoogenkamp
Gepubliceerd in dagblad Trouw, 24 december 2010.
De eerste baan maakt vaak diepe indruk en legt de basis voor later. Abeltje Hoogenkamp (1969), stadspredikant en geestelijk verzorger in Amsterdam, begon bij een televisieproducent.
‘Ik was negentien toen ik begon bij Pérukel & Klaus Produkties, een kleine producent in Amsterdam. Ze maakten televisieprogramma’s en ze organiseerden bedrijfsevenementen. Het waren de jaren dat commerciële televisiezenders hun intrede deden. Er was plotseling veel zendtijd en die moest gevuld worden.
‘Productiebedrijfjes schoten als paddenstoelen uit de grond. Televisie was toen echt de plek waar het gebeurde. Het waren de John de Mols en de Harry de Winters die het als kleine jongens opnamen tegen de reguliere zenders in Hilversum.
‘Het was een leuke, gekke tijd, er hing een sfeer van: Maak wat je wilt en doe wat je wilt. Niemand vroeg naar ervaring of opleiding. Ik begon als baliemedewerker, maar al snel deed ik ook acquisitie, productie en redactie. We werkten met een klein groepje mensen. Er was daardoor veel vrijheid.
‘Het jaar daarvoor had ik nog het schoolfeest georganiseerd, en nu was er een budget van een ton voor een evenement waar ik verantwoordelijk voor was. Ook schreef ik teksten voor de televisieprogramma’s die ze produceerden. Vreselijke programma’s waren dat, bijvoorbeeld ‘Gaan met die banaan’ met Patty Brard. Maar ik vond dat juist wel prettig.
‘Ik kom uit een domineesgezin waar alles serieus en inhoudelijk was, en dit ging gewoon eens een keer nergens over. De uren moesten vooral zo snel en goedkoop mogelijk gevuld worden. Niemand was bezig met kwaliteit. Zolang je aan de verwachtingen voldeed en maar hard genoeg werkte was er niks aan de hand. Maar voor kritische vragen was absoluut geen ruimte. ‘Voor jou twintig anderen’ was meer de sfeer. Op een gegeven moment begon dat me tegen te staan.
‘Ik weet nog dat we voor een verborgen camera programma mensen moesten filmen in een winkelcentrum. Dagenlang kleumen en toestemming vragen aan voorbijgangers om het materiaal te kunnen gebruiken. De grap zat in een deur die niet precies deed wat je zou verwachten. Een oude vrouw was door die grap gevallen, ze had zelfs haar heup gebroken. Dat vond iedereen vooral een hinderlijke onderbreking van de draaidag. Niemand was bezig met die mevrouw.
‘Toen dacht ik ineens: ‘Wat dóe ik hier?’ Ik heb ontslag genomen en ben teruggegaan naar school. Maar de regels van het medium zijn zeker een leerschool voor mij geweest. Als ik voorga in een kerkdienst denk ik ook in een format: zo’n uur heeft een bepaalde spanningsboog. Die manier van denken heb ik in die periode geleerd.
‘Nog steeds heb ik een haat-liefde-verhouding met het medium televisie. Je kunt er mooie verhalen mee vertellen, maar tegelijkertijd simplificeert het de werkelijkheid ontzettend. Als predikant en geestelijk verzorger heb ik daar geen last van. Ik praat heel veel met mensen, maar daarna kan ik zeggen: Dit blijft onder ons. Ik hoef geen product te maken van iemands verhaal.’