Mijn eerste baan: ‘Ik leerde omgaan met dronkelappen en gekken’

,

Verschenen in dagblad Trouw, 3 mei 2014

De eerste baan maakt vaak diepe indruk. Schrijfster Jessica Durlacher (1961) begon in 1981 als barvrouw in De Balie in Amsterdam. Samen met haar echtgenoot Leon de Winter schreef zij het theaterstuk ANNE, over het leven van Anne Frank. Het stuk gaat 8 mei in première. 

“Met vriendinnen gingen we vaak wat drinken in De Balie, een bekend cultureel centrum in Amsterdam. Zo leerden we het personeel kennen. Ik studeerde Nederlands en ik had hard geld nodig. Via een bevriende barkeeper kon ik beginnen als barvrouw. Het was een gewild baantje, iedereen was in die tijd op zoek naar werk en De Balie was populair.

Werken in De Balie was een ontgroening. Het was een groot en donker café in het centrum van Amsterdam, waar alles gebeurde wat God verboden heeft. Regelmatig kwamen er ‘s nachts ongure types binnenlopen.

De mensen die in De Balie werkten, hadden de naam streetwise te zijn en cool. Daarnaast stonden ze er om bekend dat ze dol waren op drugs. Als nieuweling moest ik bewijzen dat ik in het team paste. Dat ik het waard was om daar te mogen werken.

Ik was een keurig studentje. Ik gaf in mijn vrije tijd bijles in Grieks en Latijn. En ik had niks met drugs. Toch wilde ik bewijzen dat het nachtleven mij op het lijf geschreven was. Ik had al snel door dat het ging om het spelen van een rol. Als je dat goed deed, was er niks aan de hand. En dus deed ik of ik net uit de goot was gekropen. ‘Ik verdien mijn geld met drank schenken, en daar ben ik trots op’, dat straalde ik uit.

Vier dagen in de week werkte ik achter de bar. ‘s Middags begon ik. Dan perste ik wel driehonderdduizend liter sinaasappelsap; tenminste, zo voelde het. Aan het einde van de dag werd het drukker, en rond een uur of zes was het café afgeladen vol. Ik tapte bier, schonk wijn in, ik haalde glazen op en borden.

Het was zwaar werk: het kwam vaak voor dat je wel twintig glazen bier moest rondbrengen. Ik rende door de menigte en kwam terug met torens glazen van onbeschrijfelijke hoogte. Achter de bar staan beviel mij het best. Als barbazin had je toch een bepaalde status. Er werd ook wel met me geflirt. Het was voor het eerst dat ik dat zo ervoer, heel leuk vond ik dat.

Rond drie uur ‘s ochtends ging het café dicht, dan moest je schoonmaken en opruimen. Meestal ging ik met collega’s daarna nog naar een nachtcafé: ik was te opgefokt om gelijk te kunnen slapen De volgende dag had ik weer gewoon college.

Zeker twee jaar heb ik bij De Balie gewerkt. Het was een heftige, maar vooral erg leuke tijd. Ik leerde mij verantwoordelijk te voelen. Ik leerde dat je niet zomaar gratis drankjes weg kunt geven. En dat je je werk niet moet afraffelen.

Achter de bar staan gaf mij ook een nieuw soort zelfvertrouwen. Ik ontdekte dat ik mij in verschillende kringen kon bewegen. Ik leerde omgaan met dronkelappen, moeilijke klanten, lastpakken en gekken. Ik leerde verschillende registers bespelen in mijzelf. Daarnaast kan ik nog altijd goed biertjes tappen.”