Van twee kanten
Gepubliceerd in Folia, 15 september 2010.
Twee vrienden. Zij woonde zeven maanden in Ramallah op de Westelijke Jordaanoever, hij leefde diezelfde periode in Tel Aviv. Er lag slechts veertig kilometer tussen hen, toch konden hun werelden niet meer van elkaar verschillen.
‘Ik denk dat het negentig procent van de tijd over het conflict ging,’ antwoordt psychologiestudente Jetske (26) op de vraag of ze met haar Palestijnse vrienden veel over politiek sprak. ‘Echt? Zoveel?’, zegt de net afgestudeerde politicoloog Jan (25) verbaasd.
Jetske woonde de afgelopen zeven maanden in de Palestijnse regeringsstad Ramallah. Jan woonde veertig kilometer verderop in het Israëlische Tel Aviv. Hij liep stage op de politieke afdeling van de Nederlandse ambassade. Zij deed in de Westelijke Jordaanoever onderzoek naar het posttraumatisch stress syndroom onder Palestijnse vluchtelingen. Terug in Nederland vertellen ze elkaar over hun ervaringen.
Jetske vervolgt tegen Jan: ‘Het leven in Ramallah is georganiseerd rondom het conflict. Voor iedereen speelt het een grote rol. Een vriend van mij heeft bijvoorbeeld een eigen bar in Ramallah. Veel van zijn producten- zoals bijna alle alcoholische dranken- moet hij importeren uit Israël. Hij moet daarom op goede voet staan met de soldaten die bij de checkpoints staan. Maar ook weer niet te goed, anders vinden zijn vrienden en klanten hem een verrader.’
Ze praat rustig en bedeesd. In geen geval moet dit gesprek uitlopen op een ‘welles-nietes’ discussie over het conflict, vindt ze. Ook Jan weegt zijn woorden: ‘Ik zat in een heel andere situatie. Ik was daar als vertegenwoordiger van Nederland: ik werd omringd door Nederlanders en andere diplomaten. Met hen sprak ik vanzelfsprekend over het conflict, maar ik waakte ervoor dat ik dit niet deed met mijn Israëlische vrienden. Ik had namelijk geheimhoudingsplicht. Nu nog steeds trouwens.’ Alles wat hij zegt is dan ook op persoonlijke titel, benadrukt Jan.
Jan, waarom wilde jij naar Tel Aviv?
‘Voor mijn masterscriptie had ik al onderzoek gedaan in Israël. Toen mijn scriptie zo goed als af was besloot ik te solliciteren op een stage bij de ambassade. Ik vind dat Nederland een behoorlijk genuanceerd beleid voert met betrekking tot Israël. Een belangrijk uitgangspunt is een tweestaten oplossing en daar ben ik erg voor. Maar vergeet niet: Ik zat daar als uitvoerend ambtenaar, mijn persoonlijke mening was in die zin minder relevant.
‘Mijn stage bestond vooral uit diplomatiek werk: Het verzamelen van achtergrondinformatie voor het ministerie van Buitenlandse Zaken, het opstellen van rapportages en het managen van projecten van Israëlische NGO’s die door Nederland worden gesteund.’
Jetske, waarom koos je ervoor om naar Ramallah te gaan?
‘Een aantal jaar geleden was ik een zomer in Nablus (stad op de Westelijke Jordaanoever, red.) Ik was erg onder de indruk van de cultuur en de geschiedenis, en ik wilde graag een keer terug. Mijn masterscriptie bleek een goed moment.
‘De afgelopen maanden heb ik onderzoek gedaan naar PTSS (posttraumatische stress stoornis) onder Palestijnen die in vluchtelingenkampen wonen. Via een vriend ben ik contact gekomen met mensen in een vluchtelingenkamp in Nablus. Ik bezocht verscheidene huizen in het kamp. Ik heb gedurende mijn onderzoek bij ontzettend veel families thee gedronken. Vaak waren mensen heel open. Zo vertelde een jongen mij een keer dat zijn vader jaren geleden door Israëlische soldaten met een geweer op zijn hoofd was geslagen, hij was nooit meer de oude geworden. Achter de zoon zag ik hoe zijn vader de muur likte. Zo gek was hij geworden.’
Tijdens haar onderzoek verbleef Jetske een langere periode in het vluchtelingenkamp. In Ramallah werkte ze haar bevindingen uit en volgde ze Arabische lessen. Daarnaast assisteerde ze een aantal maanden bij een onderzoek naar PTSS aan een wetenschappelijk instituut in Jeruzalem.
Jetske: ‘De reis van Ramallah naar Jeruzalem was een hele belevenis. Het checkpoint was een belangrijk moment. Als het kort duurde stond je een half uur te wachten, maar tweeënhalf uur is ook voorgekomen.
‘Internationals mogen in principe in de bus blijven wachten, maar alle Palestijnen moeten uitstappen. Uit een gevoel van solidariteit ben ik ook vaak uitgestapt. Na de controle stapte je weer op de bus. In Oost-Jeruzalem (behoort volgens de green line tot Palestina, red.) moest ik er dan uit om vervolgens over te stappen op een Israëlische bus naar West- Jeruzalem waar het instituut lag. En dan moest de dag nog beginnen.’
Jan en Jetske, jullie kennen elkaar door jullie eerdere studie sociologie. Hebben jullie elkaar tijdens jullie verblijf opgezocht?
Jan: ‘We hebben elkaar drie keer gezien. Iedere keer in Tel Aviv.’
Jetske: ‘De eerste keer dat ik naar Jan ging woonde ik net drie weken in Palestina. Ik ben toen echt naar hem gevlucht. Ik vond het zo’n verdrietige situatie in Palestina. We zijn een paar keer uit geweest, en we hadden het vooral over heel normale dingen.
‘Tel Aviv is een leuke stad, met veel winkels, cafés en het strand natuurlijk. Toch vond ik het- hoe langer ik in Ramallah was- steeds moeilijker worden om in Tel Aviv te zijn. Een groot deel van mijn vrienden mag bijvoorbeeld niet eens naar Israel. Zij hebben niet de juiste papieren en zijn nog nooit op het strand geweest. De omschakeling van het ene naar het andere gebied werd voor mij op een gegeven moment steeds moeilijker.’
Jan, ben jij in Ramallah geweest?
‘Ik heb Jetske niet opgezocht, maar voor mijn werk ben ik er wel geweest. Ik heb er maar een aantal uren doorgebracht, dus ik kan niet zeggen dat ik de stad goed ken. De Nederlandse ambassade houdt zich bezig met Israël, en niet met de Palestijnse gebieden. Daar zijn weer andere Nederlandse organisaties voor. De ambassade vond het daarom ook niet wenselijk dat ik in mijn vrije tijd het gebied zou bezoeken.
‘Ik herken trouwens deels wat Jetske zegt over haar vrienden: Voor veel van mijn Israëlische vrienden is het andersom moeilijk om naar de Westelijke Jordaanoever te gaan.’
‘Dat kun je niet met elkaar vergelijken,’ onderbreekt Jetske hem. Ze vervolgt: ‘Het is niet onmogelijk voor Israëli’s, en het gebeurt ook heel vaak. Neem bijvoorbeeld de kolonisten in de nederzettingen, die kun je toch haast niet over het hoofd zien.’
Jan knikt: ‘Er liggen natuurlijk andere redenen aan ten grondslag. Angst is denk ik voor veel Israëli’s een belangrijke reden om niet te gaan. Maar ik weet ook niet of ze de behoefte hebben om naar Ramallah te gaan. Het is toch minder ontwikkeld dan bijvoorbeeld Tel Aviv. Dat is een westerse stad. Je mag er openlijk homoseksueel zijn en je kunt zeggen en schrijven wat je wilt.’
Voor zijn stage stond Jan iedere dag om zeven uur naast zijn bed. In pak verliet hij zijn appartement. Hij ging naar de ambassade, werkte daar aan zijn bureau, of hij bezocht een lezing. Jan: ‘Het was een vrij overzichtelijk leven. ’s Avonds ging ik wat doen met vrienden of ik bleef thuis. De volgende dag begon het hele circus weer opnieuw. In het weekend ging ik tot laat uit met vrienden en dronk ik bier in de zesde versnelling,’ lacht Jan.
Je bent zelf niet Joods. Hadden mensen in je omgeving daar een mening over?
Jan: ‘In het diplomatenwereldje maakt dat helemaal niet uit. Mijn taak was om het Nederlands beleid uit te voeren en het ministerie te informeren. Maar, ik merkte dat het in het dagelijks leven wel degelijk een belangrijke vraag was. Gesprekjes gingen vaak zo: ‘Hoe heet je? Ben je Joods? Hoeveel verdien je?’ Dat vond ik wel eens frustrerend.
‘Israël is een land van immigranten waar je voor alles moet knokken: van je plekje in de bus, tot het juiste gewicht van de kip die je koopt in de supermarkt. Die mentaliteit vond ik in het begin erg moeilijk, maar je went er op een gegeven moment aan. Nu mis ik het soms zelfs.’
Jetske, jij woonde in een Arabische stad. Hoe heb jij de mentaliteit ervaren?
‘Het is geen harde samenleving. Er is altijd wel een plekje over in de bus, en als je met een tas loodzware boodschappen loopt wordt je naar huis gebracht. Toch is het op bepaalde punten- als je het hebt over gelijkheid tussen mannen en vrouwen en homoseksualiteit- wel een intolerante samenleving.’
In hoeverre voelde je je ingeperkt in je vrijheid?
‘Soms had ik daar last van. Er bestaat nog steeds een hardnekkig beeld dat westerse meisjes makkelijk het bed zijn in te krijgen. Als ik op een vervelende manier werd aangesproken- ik spreek Arabisch, dus ik hoorde precies wat ze zeiden- draaide ik me om en schreeuwde: ‘Haram!’ of ik vroeg hem wat zijn vader ervan zou vinden. Meestal renden ze dan keihard weg.’
‘Kon je eigenlijk met een rokje over straat?’, vraagt Jan.
Jetske: ‘Ja. Nou ja, wel met een legging eronder. Maar dat vond ik geen probleem, en in Ramallah viel het trouwens allemaal best mee.
Het is stil. Alles is gezegd. Of toch niet?
Hebben jullie eigenlijk een oordeel over elkaar?
‘Nee. Waarom zou ik.’, zegt Jan.
‘Kom op Jan, je hebt toch heus wel een oordeel?’, vraagt Jetske.
Jan haalt zijn schouders op.
Jan, kun je je voorstellen dat jij voor je stage naar Palestina was gegaan in plaats van naar Tel Aviv?
‘Nee,’ zegt hij resoluut.
‘Waarom niet?’, vraagt Jetske.
‘Je zat in een omgeving met veel activisten. En ik zou niet in zo’n omgeving willen wonen,’ zegt Jan zonder aarzelen. De psychologiestudente kan zich niet inhouden. Een discussie over het conflict is opeens onvermijdelijk.
Jetske reageert: ‘Ik ben geen activist en mijn vrienden ook niet. Ik heb gewoon onderzoek gedaan en een stage aan een wetenschappelijk instituut. Ik heb niet meegedaan aan demonstraties, of een steen gegooid.’
Jan: ‘Ik vind een groot deel van de Palestijnse gemeenschap te weinig zelfkritisch. Daarnaast vind ik het vergoelijken van geweld, zoals dat door sommigen gebeurt, totaal onaanvaardbaar.’
Jetske: ‘Maar Israël pleegt toch ook geweld.’
Jan: ‘Ja, maar niet op burgerdoelen. Het is een andere manier van oorlogsvoering.’
Jetske: ‘Dat is niet zo gek. Palestina wordt niet erkend als land, dus mogen ze ook geen leger hebben. En ze moeten het echt niet in hun botte kop halen om met een tank Israël in te rijden. Zoals andersom wel gebeurt.’
Jetske: ‘Dat heeft heel erg met de veiligheidsissue van Israël in het Midden Oosten te maken. Als Israël geen leger zou hebben zou er geen Joodse staat meer zijn.’
Jetske: ‘Jij ziet dus liever dat Palestijnen in hun pen klimmen om een brief te schrijven?’
Jan: ‘Ja. Het is een ontzettend lastig conflict. Zeker als je er woont raak je snel de draad kwijt. Er is zoveel gehuil en geklaag aan beide kanten. Maar naar mijn idee ontmenselijken sommige Palestijnen te vaak de kant van Israël.’
Jetske: ‘Maar in dat opzicht lijken de twee toch juist op elkaar?’
Bio
Jetske, 26
Bachelor: Sociologie en Psychologie
Master: Klinische psychologie
Masterscriptie: onderzoek naar de relatie tussen PTSS en negatieve cognities onder Palestijnse vluchtelingen in de Westelijke Jordaanoever
Stage: Onderzoeksassistent bij Israeli Center for Trauma Treatment in Jeruzalem
Duur verblijf in Ramallah: zeven maanden
Nu: Afronden opleiding psychologie, begeleider bij 2LEARN (organisatie die werkt met kinderen met gedragsproblemen) en bijbaan in Libanees restaurant om Arabisch bij te houden
Jan, 25
Bachelor: sociologie
Master: Politicologie: European Union Studies
Masterscriptie: Percepties van de betrekkingen tussen de staat Israël en de Europese Unie
Stage: Nederlandse ambassade in Tel Aviv, politieke afdeling
Duur verblijf in Tel Aviv: zeven maanden
Nu: Op banenjacht