‘Hoe pik je de essentie uit een vuistdikke map?’

De eerste baan maakt vaak diepe indruk. Advocaat en schrijver Britta Böhler (1960) begon als stagiair in München. Onlangs kwam haar roman ‘De beslissing’ uit. 

“Na de studie rechten volg je in Duitsland nog drie jaar een algemene opleiding. Dat is een verplicht onderdeel. Je kan het zien als een soort stage waarin je alle facetten van het vak leert. Ik studeerde af aan de Universiteit van Freiburg. Daarna heb ik ervoor gekozen om in het arrondissement van München mijn vervolgopleiding te doen.

Het idee is dat je in drie jaar zoveel mogelijk praktijkervaring opdoet. Je werkt daarom steeds een half jaar in een bepaald vakgebied: als rechter, advocaat, bij de gemeente, voor het Openbaar Ministerie.

Ik begon in 1985 bij de rechtbank van Passau, een kleine plaats in de buurt van München. Ik kreeg ongeveer 700 euro per maand betaald. Het was niet veel, maar genoeg om van te leven. Na een half jaar begon ik bij een advocatenkantoor.

In strikte zin was het geen baan, het was een verplicht studieonderdeel. Maar zo heb ik dat niet ervaren. In die tijd zag ik voor het eerst hoe groot het verschil kan zijn tussen theorie en praktijk. Dat is van buitengewoon belang geweest voor de rest van mijn carrière.

Dat rechtsregels van toepassing zijn op individuele zaken, zag ik in die periode voor het eerst in de praktijk. Ik zag hoeveel impact een beslissing van een rechter kan hebben op op individuele levens.

De eerste zaak die ik deed was een strafzaak. Er werd twee jaar geëist. Wij vonden dat hij onschuldig was, maar na afloop werd de man veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf. Ik kon het haast niet geloven en ik stormde de kamer in van mijn opleider. Ik wilde met hem verder praten over de onrechtvaardigheid van de beslissing en de argumentatie van de rechter. Maar hij zei: Het is nu klaar. En voor ik het wist, was hij al het archief ingedoken om informatie in te winnen over een volgende zaak. In zo’n beginperiode leer je in korte tijd ontzettend veel. Ik moest mij overal snel inwerken. Ik leerde hoe je structuur aanbrengt in dikke dossiers: Hoe voorkom je dat je verdwaalt? En hoe pik je snel de essentie van iets uit een vuistdikke map?

Die drie jaar kostte mij veel energie, maar het was nooit op een negatieve manier vermoeiend. Elke dag vond ik het interessant om weer iets nieuws te leren. Natuurlijk ontdekte ik dat bepaalde functies minder bij me zouden passen: zo had ik al snel door dat een baan als juridisch medewerker bij de gemeente niks voor mij zou zijn. Veel te bureaucratisch. En tijdens mijn periode als advocaat realiseerde ik mij juist: dit vind ik leuk, dit vak wil ik verder onderzoeken. Wat mij zo aantrok in het vak van advocaat was dat het heel zelfstandig is: je werkt zelf aan een probleem en daar zoek je een oplossing voor. Je krijgt echt de mogelijkheid om een eigen stijl te ontwikkelen.

Het inzicht dat rechten niet slechts theorie is, heeft mij veel gebracht. Dit inzicht komt mij ook van pas tijdens het schrijven van romans. Een boek kun je van te voren al behoorlijk ‘inkleuren’: je bepaalt de gebeurtenissen, het thema, de ethische dilemma’s en ga zo maar door. Maar dan heb je nog geen boek. Je hebt dan hooguit een essay. Om een goed boek te kunnen schrijven, moet je het hoofdpersonage de vrijheid kunnen geven om een eigen lijn te bepalen.”