‘Bij Barend & Van Dorp zag ik hoe tv je kan verpesten’

De eerste baan maakt vaak diepe indruk. Journalist Jelle Brandt Corstius (1978) begon als bureauredacteur bij het tv-programma ‘Barend & Van Dorp’. Deze week begint de Boekenweek. Brandt Corstius schreef het Boekenweekessay ‘Arctisch dagboek’.

“In zekere zin viel ik met mijn neus in de boter: tijdens de aanloop van de verkiezingen van 2002 liep ik stage bij Barend & Van Dorp. Het was de periode dat Pim Fortuyn werd doodgeschoten. Het was een heftige tijd. Barend & Van Dorp was destijds dé plek waar je interessante uitspraken van politici kon verwachten.

Een dag voor Pim Fortuyn werd vermoord, was hij nog langs geweest op de redactie. We wilden hem graag als gast op de avond voor de verkiezingsuitslag, daar werd over onderhandeld. Ik weet nog dat hij – in het voorbijgaan – in mijn kont kneep. De volgende dag was hij dood. Op dat moment was ik echt van slag: je zit zelf helemaal in het nieuws, ook omdat je werk je leven is.

Na drie maanden stage vroegen ze of ik bleef hangen. De redactie was heel klein: we waren ongeveer met zeven man. Je maakte bizar lange dagen: als je ‘s ochtends een gast regelde, was het eigenlijk ook wel de bedoeling dat je hem ‘s avonds voor de uitzending ontving. En dat je tot na de uitzending bleef.

Ik had in die tijd geen sociaal leven. Dag in dag uit werkte je onder hoge druk, en iedere dag moest je je weer in nieuwe materie storten. Eigenlijk was het gestoord werk. Daarbij zat je ook nog eens constant in totale onzekerheid: je wist niet of jouw gast het die dag ging redden of niet. Iedereen op de redactie had zijn eigen niche. Mijn niche was ‘obscure mensen’. Een keer had ik een man uitgenodigd die al twintig jaar lang onderzoek deed naar de tong van een kameleon; die schiet sneller uit dan een kogel. Voor de uitzending moest ik, op vrijdagavond, nog snel een kameleon zien te regelen. In een dierenwinkel in Hilversum hadden ze er nog een, maar ik kon hem pas na het weekend terugbrengen.

Ik heb hem daarom na de uitzending maar mee naar huis genomen. Aangekomen in Amsterdam bleek dat het terrarium was omgevallen. Probeer maar eens in het donker een kameleon in de achterbak van een auto te vinden.

Frits Barend en Henk van Dorp kwamen altijd ‘s avonds voor de uitzending aan. Het zijn mannen zonder kapsones, ze hadden totaal geen last van sterallures. Henk ging na de uitzending altijd op de fiets naar huis: van Hilversum naar Eemnes, met een pijp in zijn mond.

Op de fiets belde hij nog even met de eindredacteur, met wie ik meereed in de auto, om de avond door te nemen. Door die pijp verstonden we nauwelijks wat hij zei, het ging van mompeldemompel.

‘O ja’, zeiden wij dan.

Bij Barend & Van Dorp zag ik hoe verpest je kunt raken door televisie.

Eigenlijk was negentig procent van de gasten die aanschoof op een bepaalde manier doorgedraaid. Je zag hoe mensen achter de schermen zijn, en daar werd ik niet vrolijk van. Door die vier jaar als bureauredacteur weet ik dat het iets is wat je goed in de gaten moet houden; zo iemand wil ik niet worden.”