‘Ik was bang dat ik nooit meer kon praten’

Verschenen in dagblad Trouw op 3.10.2009

Rob Trip, de toekomstige presentator van het NOS-achtuurjournaal, zette na een herseninfarct alles op alles om zijn carriere weer op te pakken.

‘Als ik bij een interview een keer een verspreking maakte of ik stelde een stomme vraag, kwam gelijk de gedachte bij me op: ‘Ze zouden toch niet denken dat…’, zegt presentator en journalist Rob Trip (49). Acht jaar geleden kreeg hij een herseninfarct, Trip herstelde volledig en sinds die tijd zet hij zich in als ambassadeur voor de Hersenstichting: ‘Ik snapte heel goed waarom ze mij daarvoor vroegen, ik heb geen moment getwijfeld, het was zo vanzelfsprekend.’ Trip presenteerde onder meer jarenlang het Radio1-Journaal in de ochtend, vanaf januari volgt hij Philip Freriks op als anchorman van het NOS achtuurjournaal.

De komende week is al zijn aandacht gericht op de uitreiking van de Hersenbokaal, een prijs van de Hersenstichting voor werkgevers die op een goede manier werknemers met hersenletsel aan het werk houden. ‘Het is een heel slimme manier om de werkgevers in het zonnetje te zetten, tegelijkertijd maakt het ook duidelijk hoe ontzettend moeilijk het soms is: Werktijden moeten worden aangepast en sommige werkzaamheden kunnen helemaal niet meer. De baas van een van de genomineerde bedrijven zegt het heel mooi: ‘Als je ziet dat iemand zijn best doet om weer aan de slag te komen zou het toch onbeschoft zijn als wij hem of haar daar niet bij zouden helpen.’

In maart 2001, hij was net terug van de wintersport, merkte zijn vrouw opeens iets vreemds aan Trip: Hij sprak verward, herhaalde soms woorden en gaf veel over. Al snel bleek dat het ernstig was, Trips toestand verslechterde zo snel dat hij in coma raakte. Veel wil hij over die betreffende weken eigenlijk liever niet kwijt: ‘Het is lang geleden en ik heb het al zo vaak verteld.’ Natuurlijk is het zwaar geweest, zegt hij: ‘Ik was voor een deel verlamd, dan denk je: God, komt het allemaal wel goed?’ Hij was heel even bang dat hij nooit meer zou kunnen doen waar hij goed in is: praten. ‘Ik merkte meteen dat mijn hoofd nog goed werkte, ik ben snel begonnen in een dikke pil van Mulisch, ik dacht: ‘als ik dit allemaal snap..’ Maar spreken ging moeizaam, ik haalde woorden door elkaar, daar schrik je wel van.’

Stilzitten, uitrusten en afwachten zijn zeker geen woorden die op Rob Trip slaan, de neuroloog legde hem uit: ‘Wat je hebt gehad is te vergelijken met vijftig hersenschuddingen, dan moet je nog helemaal niet willen praten.’ Een paar maanden lang werkte hij zich onder begeleiding van een bevriende fysiotherapeut in het zweet om maar niet in dat ‘revalidatiecircus’ terecht te komen. ‘Ik wilde ver blijven van wat in Nederland juist zo goed geregeld is, namelijk dat een bedrijfsarts zich met je gaat bemoeien. Zo zat ik in elkaar, ik wilde niet nog afhankelijker worden.’

Het duurde maar een klein half jaar voor Trip weer aan het werk ging voor Buitenhof en Nova. ‘‘Ik wilde weer aan de slag en dan zeg je ook heel snel dat het beter met je gaat. Het was mijn manier om te revalideren. Ik dacht- of eigenlijk dacht ik niet- het was meer mijn intuïtie die zei: Ik moet weer ingewikkelde dingen gaan doen.’

Voor het Radio-1 Journaal stond hij jarenlang iedere dag ‘s ochtends om kwart voor vier naast zijn bed. ‘Iedereen vroeg aan me: ‘Is dat niet te zwaar?’  ‘Nee, dat valt eigenlijk ontzettend mee’, antwoordde ik dan. Maar nu ik het een jaar niet meer doe, denk ik: hoe heb ik dat in godsnaam volgehouden? Als je iets leuk vindt, of als je iets heel graag wil zie je niet meer haarscherp hoe het is.’

Echte begeleiding heeft hij nooit gehad. ‘De ondersteuning van mijn werkgever zat vooral in het vervoer. Ik woon behoorlijk ver van Hilversum en ik mocht vanwege mijn ziekte in de beginperiode niet meer rijden. Er zijn ontzettend aardige taxichauffeurs, maar ik vond het zo raar dat ik niet zelf kon rijden. Niet dat ik nu zo’n autofreak ben, maar ik had een enorme drive om weer zelf achter het stuur te kunnen zitten.’

Hij heeft er voor op ‘z’n kop’ moeten staan om z’n rijbewijs weer terug te krijgen, z’n neuroloog schreef een brief: ‘Als hij een tv-programma mag presenteren dan kan hij ook rijden.’ Maar dat was niet het moeilijkste: ‘Ik ben halfdood geweest, je bent helemaal uit het lood geslagen. Alsof je in een soort sneltrein zit en er heeft iemand aan de handrem getrokken. Je hele leven staat stil, dat zie je ook terug bij de mensen die zijn voorgedragen voor de bokaal: het zijn allemaal mensen met werk en een druk leven. Maar opeens ben je totaal ontspoort- letterlijk- als een trein die naast de rails ligt.’

Een op de vier mensen in Nederland krijgt te maken met een hersenaandoening, in veel gevallen verandert het iemands leven ingrijpend. Trip beseft heel goed dat hij een bijzonder geval is. ‘Het is een gek dilemma, aan de ene kant heb je ontzettend veel pech gehad, aan de andere kant heb je juist geluk dat je er zo goed uit bent gekomen.’ Hij is even stil: ‘Dat is ook de reden geweest dat ik soms een beetje terughoudend ben geweest in mijn rol als ambassadeur, ik dacht aan wat mensen misschien zouden denken: ‘Heeft hij soms een speciale behandeling gehad?’ Terwijl het puur een soort wonderlijke medische loop van omstandigheden is geweest.’

Een werknemer van een van de genomineerde bedrijven voor de Hersenbokaal rust iedere dag in de pauze even uit. Een ander heeft een speciale werkruimte waarin geluiden van buitenaf niet doordringen. Voor Rob Trip is het een extra motivatie om zich voor deze mensen in te zetten: ‘Het zijn mensen die er echt wat aan hebben overgehouden. Dat is heel confronterend om te zien, voor hetzelfde geld was het mij overkomen.’

Z’n carrière is het afgelopen jaar in een stroomversnelling gekomen nu bekend is dat hij nieuwe gezicht van het achtuurjournaal wordt. ‘Ik leef bewuster- dat klinkt ook zo zwaar- maar ik denk bewuster na over wat ik wel en niet wil doen. Daarvoor had ik vaak het idee dat dingen er tussendoor glipten, dan kijk je terug op een week en denk je: ‘Wat heb ik eigenlijk allemaal gedaan?.’Radio- en tv- maken dat vind ik leuk en dan doe ik maar wat minder dingen ernaast. Als je ziek wordt en je komt er sterker uit is dat niet vervelend.’