‘De rapporten moest ik met de hand schrijven’
Gepubliceerd in Trouw, september 2012.
De eerste baan maakt vaak diepe indruk en legt de basis voor later. CDA- lijsttrekker Sybrand van Haersma Buma (1965) begon als jurist bij de Raad van State.
“Vanuit Cambridge, waar ik Internationaal Recht studeerde, zocht ik naar werk in Nederland. Ik solliciteerde bij de Raad van State als stafjurist bij de afdeling Rechtspraak. De toelatingsprocedure was heel zwaar; je moest een assessment doen, een psychologisch onderzoek en daarnaast nog een juridische tekst schrijven. Ik kreeg de baan. Bij terugkomst in Nederland verhuisde ik naar Den Haag en kon ik gelijk beginnen.
Het was een totaal nieuwe wereld waar ik instapte vergeleken met mijn leven als student. Ik had speciaal een pak gekocht. Als jurist hield ik me bezig met de procedures die burgers waren begonnen tegen beslissingen van de overheid; ik schreef rapporten, adviseerde de leden van de Raad van State en ik bereidde de zittingen voor. Op de afdeling waar ik werkte ging het veel om asielzaken; uitgeprocedeerde asielzoekers procedeerden tegen beslissingen van de overheid. Iedere aanvraag werd opnieuw zorgvuldig bekeken en gewogen. Ik zag zo hoe de bureaucratie werkte; die procedures konden eindeloos duren.
Naast asielzaken hield ik mij ook bezig met de ‘kleinere’ dingen. Zo kan ik me een procedure herinneren waar een campinghouder tot de Raad van State procedeerde vanwege een verkeersbord. Hij wilde dat er langs de net aangelegde snelweg een bord kwam dat verwees naar zijn camping. Met de komst van de snelweg wisten zijn klanten hem niet meer goed te vinden, was zijn argument. Het ging altijd om dit soort conflicten tussen burger en overheid. Soms waren het op het eerste gezicht kleine dingen, maar ik zag dat die kleine dingen toch veel uitmaakten.
Mijn werk speelde zich af achter mijn bureau. Ik las het dossier en formuleerde een concept- advies. Mijn rapport ging dan na controle door de secretaris naar het betreffende lid van de Raad van State. De conceptrapporten die ik uitbracht moest ik met de hand schrijven. Voor mij was dat heel vervelend, want ik heb een slecht handschrift. Bij de Raad van State werd er in die tijd gediscussieerd over de overstap naar een computernetwerk. Ik wist niet wat ik meemaakte, het was 1990!
Ik had nauwelijks contact met de leden van de Raad van State. Er werkten in die tijd mensen als Wim Polak, oud- burgemeester van Amsterdam, en oud-minister Til Gardeniers. Mensen met een enorme staat van dienst. Zij zaten helemaal aan de andere kant van het gebouw; even binnenlopen om iets te bespreken liet je wel uit je hoofd. Er was sprake van een strenge hiërarchie. Ik had daar toen echt een hekel aan.
Dat is inmiddels allemaal wel heel erg veranderd, weet ik.
Wat wel heel leuk was: samenwerken met jonge juristen. Ik geloof dat we dat jaar met een groep van tien mensen werden aangenomen. Het was een hele enthousiaste groep. Ik heb ook mijn vrouw daar leren kennen, zij begon tegelijk met mij. Ruim een jaar heb ik bij de Raad van State gewerkt. Ik wist al vrij snel dat het werk niks voor mij was. Ik wilde niet alleen maar bezig zijn met papierwerk. Ik wilde bij wijze van spreken veel liever naar die campinghouder toe in plaats van een rapport te schrijven. Toch is het heel leerzaam geweest; door dit werk wist ik dat ik geen carrière als rechter ambieerde. Dat is het leuke aan het werk dat ik nu doe: als politicus kun je door structuren heen breken. Soms lukt dat en wordt een wet aangepast. En ja, soms lukt het niet.”