‘Ik organiseerde het gescheiden inzamelen’
Gepubliceerd in dagblad Trouw, 26 mei 2012.
De eerste baan maakt vaak diepe indruk en legt de basis voor later. Mona Keijzer (43), kandidaat-Kamerlid voor het CDA, begon als milieujuriste bij de gemeente Waterland.
“De gemeente Waterland bestond net toen ik daar aan het werk ging als juridisch beleidsmedewerker op de afdeling milieuzaken. Ik studeerde nog toen ik in de krant een vacature zag. De baan was me op het lijf geschreven: Ik woonde in de buurt en ik studeerde bestuurskunde met milieubeleid als hoofdrichting. Ik begon met 36 uur in de week, daarnaast schreef ik die eerste periode ook nog mijn scriptie. Op zaterdag stond ik samen met mijn vader in een viswinkel in Amsterdam. Voor het geld, maar ook omdat ik het gewoon leuk vond.
Waterland was een net heringedeelde gemeente; allerlei kleine gemeentes als Broek en Waterland en Monnickendam werden samengevoegd tot één gemeente. De sfeer was nog een beetje onwennig, dat merkte je meteen. Iedere gemeente had altijd een eigen manier van werken gehad en plotseling moesten die verschillende afdelingen, met allemaal hun eigen cultuur, samenwerken.
Er was ook nog geen gemeentehuis. We werkten in een oude school in het stadje Monnickendam. Bij het gebouw waren kleine noodlokalen neergezet, waar ook afdelingen zaten. In een van die lokalen zat de milieuafdeling; we waren met z’n vijven. In de zomer was het er snikheet en in de winter was het er ijskoud. Een verschrikkelijke werkomgeving eigenlijk, en toch heb ik het er enorm naar mijn zin gehad.
Het was een echte mannenafdeling. Zo had je de wat oudere ambtenaar Hans. Hij had geen kaas gegeten van computers en vroeg om de haverklap: ‘Hoe moet dit?’ Ik slaakte dan demonstratief een diepe zucht, maar natuurlijk hielp ik hem.
Het was 1991 en het milieubeleid maakte een enorme ontwikkeling door. Ik was verantwoordelijk voor het op orde brengen van de verschillende gemeentearchieven op het gebied van milieuzaken. Ook heb ik de invoering van het klein chemisch afval en het gescheiden afval georganiseerd. Ik zocht uit hoeveel bakken er nodig waren, wat dat kostte en ik onderzocht de regelgeving.
In die periode ben ik ook lid geworden van het CDA het rentmeesterschap was een belangrijke reden voor mij. En juist daar kon ik mij bij de gemeente Waterland mee bezighouden.
Doordat het een heringedeelde gemeente was, heerste er grote onzekerheid onder de werknemers. Dit uitte zich in een ‘parafencultuur’. Voor alles wat je deed moest je toestemming vragen aan je leidinggevende; zelfs voor het versturen van een brief. Dit frustreerde mij gigantisch. Vanzelfsprekend heb ik er wat van gezegd. Uiteindelijk resulteerde dit erin dat voor eenvoudige post alleen nog een stempel nodig was.
Na anderhalf jaar, ik had mijn scriptie af, ben ik op zoek gegaan naar iets anders. Het ging mij allemaal een beetje te langzaam. Toch heb ik het op die afdeling heel leuk gehad, het was gewoon gezellig. Daarbij ben ik niet zo gevoelig voor de omgeving waarin ik werk, veel meer voor de mensen met wie ik samenwerk.”