‘Ik had de behoefte fysiek bezig te zijn’

Verschenen in Trouw, 17 oktober 2009.

De eerste baan maakt vaak diepe indruk en legt de basis voor later. Schrijver en acteur Herman Koch (1953) werkte als boer in het hoge noorden van Finland.

„Twee keer per dag molk ik dertig koeien, wel met een machine hoor. Het klinkt misschien niet als iets dat jonge mensen gaan doen als ze klaar zijn met hun school, maar in die tijd paste het bij mij. Ik wilde hard werken, dat leek me interessant.

M’n vader wilde graag dat ik ging studeren, dat ik een opleiding koos met een toekomst. Maar ik had daar niet zo’n zin in, ik wilde weg, op reis. Mijn keuze voor Finland was vrij toevallig, iemand zei tegen me: ‘Ik ken mensen in Finland die een boerderij hebben, misschien is het wat voor jou?’

Drie dagen duurde de reis, het was hartje winter en er lagen ijsschotsen in de Ostsee. Midden in de nacht kwam ik aan in het hoge noorden van Finland, er woedde een sneeuwstorm. Maar daar stond iemand, met een bontmuts en een dikke kraag, op mij te wachten. Heel onwerkelijk.

Op de boerderij woonde de boer met zijn gezin en zijn ouders. Ondanks dat geen van hen Engels sprak klikte het, we hadden meteen lol. De eerste dag legde de boer mij in de koeienstal uit: ‘Uksi kaksi kolme’, zo klonk het ongeveer. Ik heb in die maanden dan ook goed Fins leren spreken.

Tijdens de wintermaanden bestond het werk vooral uit bosarbeid: bomen omzagen en die naar de houtzagerij brengen. In de lente ploegde ik de akkers, dagen was ik alleen aan het werk. Met een tractor reed ik door de Finse bossen, ik had niet eens een autorijbewijs. Soms was ik wel eens bang, het was zo leeg, zo verlaten, dan dacht ik: ‘Niemand zou het weten als ik nu ergens een bocht mis.’

Ik kwam om het boerenvak te leren, dat wilde ik echt. Maar ik zag wel een combinatie voor me van schrijven en boeren. Al snel bleek dat ik dat idee moest laten varen. Boer zijn betekent jezelf minstens twaalf uur per dag lichamelijk helemaal uitputten, een combinatie zou onmogelijk zijn. Maar nog steeds heb ik de behoefte om fysiek bezig te zijn, bijvoorbeeld door hardlopen, het leegmaken van je hoofd ervaar ik als iets heel prettigs.

Een talentvolle boer ben ik in dat jaar niet geworden. Niet dat ik twee linkerhanden heb, maar ik ben van nature niet heel erg handig. Als de boer mij ’s avonds vroeg of ik met de kettingzaag blokken hout kon zagen kreeg ik het spontaan benauwd. In hetzelfde dorp woonde een man die ooit een kettingzaag in zijn gezicht had gekregen, hij leefde nog wel, maar zijn gezicht”