‘Zelfs acceptgiro’s tikken was gezellig’

Gepubliceerd in Trouw, februari 2012.

De eerste baan maakt vaak diepe indruk en legt de basis voor later. voor later. Cabaretière Lenette van Dongen (1958) begon met haar eigen balletschool. Momenteel staat ze in de theaters met haar voorstelling ‘Hoogseizoen’.

“Na de dansacademie nam ik in 1980 de balletschool over van een oud-docente. Zij wilde stoppen, ik wilde werk. Pas 21 jaar was ik, toch voelde het allemaal volstrekt natuurlijk: opeens had ik een balletschool met 150 leerlingen, een pianiste in dienst en een administratie. Twee dagen in de week gaf ik les in mijn Balletstudio 80 in het Noord-Hollandse Uithoorn: ik deed klassiek en jazzballet voor kinderen en volwassenen. Omdat ik nog te weinig leerlingen had om van rond te komen, gaf ik daarnaast ook nog les in Wilnis en Zaandam.

Die eerste periode kreeg ik nog wel eens van leerlingen te horen: ‘Wij gaan weg, want we vonden de vorige juf beter.’ Heel vervelend was dat. Gelukkig waren er ook genoeg die vonden dat ik een bijzondere juf was. Zo deed ik allerlei improvisatie-oefeningen met de kinderen. Ik zei dan: ‘Doe of de vloer een enorm sterke magneet is die dan weer aan je trekt, en die even later afzwakt.’ Of: ‘Stel je voor, de vloer is van kauwgom. Langzaam merk je dat je zelf helemaal kleverig wordt. Zo kleverig dat je allemaal aan elkaar plakt.’ Op zo’n moment ontstond er natuurlijk één grote chaos, een klont. Vervolgens verzon ik weer een oefening om ze tot rust te laten komen.

In het begin was ik nog heel erg laissez- faire in mijn manier van lesgeven. Maar al snel merkte ik dat als ik ze wat wilde leren ik soms streng moest zijn. De kinderen namen dat meestal meteen van me aan. Ze vroegen wel eens ‘Waarom?’ ‘Dáárom’, zei ik dan, en dat was genoeg.

Ik beleefde ontzettend veel plezier aan het lesgeven aan kinderen. Zij hadden een rijke fantasie en ik had het idee dat ik hen echt snapte. Wat ik soms wel lastig vond waren de ouders. Ze dachten allemaal dat hún kind een primaballerina was, en zo gedroegen ze zich ook.

Maar verder vond ik bijna alles leuk. Zelfs het doen van de administratie vond ik gezellig. Dan zat ik in mijn werkkamertje met een typemachine acceptgirokaarten te tikken. Ook zette ik advertenties in de plaatselijke krant om nieuwe leerlingen te werven.

Drie jaar lang heb ik lesgegeven. Er kwam een moment dat ik merkte dat ik veel meer plezier beleefde aan het zelf meedoen met de kinderen dan de bedoeling was. Achteraf kan ik zeggen: die energie en creativiteit moest eruit. En toen ik voor de derde keer de vijver bij het schooltje zag dichtvriezen, wist ik: Dit ga ik geen twintig jaar zo volhouden.

Ik kreeg in die tijd steeds meer plezier in zingen en andere cabaretdingen. Er ging geen verjaardag of 12,5 jarig huwelijksfeest voorbij of ik greep mijn kans om uit te pakken. Ik voelde steeds duidelijker dat ik daarin verder moest. Ik heb toen toelating gedaan voor de Kleinkunstacademie.

Het is grappig; de laatste tijd denk ik weer vaker aan de tijd dat ik balletjuf was. Ik heb net een jonge hond en zij heeft echt uitdaging nodig. Het is een slimme sodemieter. Vanwege de vakantie kon ze laatst niet naar puppieles. Ik merk dan echt dat de balletjuf in mij naar boven komt: ik laat haar zitten, ik loop weg, verstop iets, kom terug en pas als ik ‘apport’ zeg mag ze van mij gaan zoeken. Het is net als met kinderen; ze vinden het alleen maar fijn als je grenzen stelt.”