Gedumpt, en bestemming onbekend

Verschenen in Het Parool, 15.04.2009.

Zonder dak boven zijn hoofd en zonder recht op medische zorg, leeft de Iraanse Farid in het verborgene. Hij is uitgeprocedeerd en illegaal, maar terug naar Iran gaat hij niet.

Een twintigtal mannen met wilde baarden en rooddoorlopen ogen zitten in een ruimte voor daklozen in Amsterdam West. In hun midden zit de Iraanse Farid (38): “Ik heb hier geen familie, dit is nu mijn familie.” In Teheran was Farid goudsmit, in Nederland is hij illegaal, dakloos, maar vooral onzichtbaar.

Hij is niet de enige. Naar schatting zijn er in Nederland 150 duizend illegalen, ze vallen niet onder het generaal pardon, en moeten het land uit. Met een beleid van uitsluiten en uitzetten probeert de Nederlandse overheid al jaren het leven van de illegaal zo onaangenaam mogelijk te maken. Het idee is dat ze dan vanzelf wel weggaan. Tot nu toe is het een onhoudbare gedachte. Ook Farid crepeert liever ergens op straat, dan dat hij wordt teruggestuurd naar Iran.

Het is begin maart vorig jaar. Zeven maanden had de Iraniër in vreemdelingenbewaring gezeten. Van de ene op de andere dag is hij vrij. Hij stapt in een geblindeerde bus, die rechtstreeks naar het Centraal Station Utrecht rijdt. De deur gaat open, de bus rijdt weg, en daar staat hij. Vanaf dat moment staat Farid bij de overheid geregistreerd als ‘met onbekende bestemming vertrokken.’ In zijn handen heeft hij een brief waarin staat dat hij het land binnen 24 uur moet verlaten, in zijn broekzak zit een briefje van twintig euro. Dat heeft één van de bewakers hem toegestopt.

Uit het onlangs (09.04.2009) verschenen rapport van de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer blijkt dat van de vreemdelingen in vreemdelingendetentie de helft niet kan worden uitgezet. Omdat ze simpelweg niet gaan, of omdat hun land van herkomst hen niet terugneemt. Zij worden – net als Farid- ergens in Nederland gedropt. Een klein deel vertrekt naar een ander land, sommigen kunnen terecht bij vrienden of familie, maar er zijn er genoeg die op straat belanden. 

Ook Farid slaapt buiten: “Ik heb een plek gevonden. Ik slaap er alleen. De politie heeft mij nog niet gevonden.” Zijn Nederlands is langzaam, af en toe stopt hij met praten, en grijpt hij onverwacht naar zijn maag. “Ik heb een beetje maagpijn, al jaren.” Maar naar een dokter kan hij niet en bij het Leger des Heils is hij ‘s nachts niet meer welkom.

Met de invoering van de uitgebreide identificatieplicht in ziekenhuizen uit 2006 is de drempel voor medische zorg voor illegalen hoger geworden. En vanaf het einde van dit jaar hebben illegalen ook geen recht meer op gemeentelijke noodopvang. Nu al zijn er daklozeninstellingen die mensen zonder papieren een slaapplek weigeren, zoals het Leger des Heils en het Instroomhuis.

Hij vertelt gelaten, niks lijkt hem nog te kunnen schelen. “De laatste keer dat ik werd opgepakt lag ik buiten te slapen. De politie maakte me wakker en vroeg gelijk naar mijn papieren. Die had ik niet.” Met zijn handen omklemt Farid een koffiebeker met groentesoep. Hij vindt de soep niet lekker. Toch maakt hij de hele beker op, hij neemt zelfs nog een beetje.

“Ik had problemen, ik moest weg uit Teheran. In 2000 kwam ik daarom in Nederland”, hij haalt ontwijkend zijn schouders op, en kijkt voor zich uit. “Die daar is ook illegaal, misschien kun je met hem praten.” Hij wijst naar een jonge jongen aan de andere kant van de ruimte. De jongen lacht brutaal. Farid haalt een pakje shag uit zijn jaszak. Het is bijna leeg, met het gruis probeert hij een shagje te rollen. “Het is moeilijk. Ik had problemen”, mompelt hij zacht.

In 2004 was Farid uitgeprocedeerd. In vier jaar tijd werd hij drie keer opgepakt omdat hij geen papieren heeft. In totaal heeft hij twaalf maanden in vreemdelingenbewaring gezeten: vier maanden in Kamp Zeist, een maand op de Rotterdamse bajesboot en nog een keer zeven maanden in Zeist. Terug naar Iran gaat hij niet, in plaats daarvan wordt hij keer op keer ‘geklinkerd’- afgezet bij een station in Nederland. Farid knijpt zijn ogen dicht: “Ik moest weg, en kreeg alleen een beetje geld. Ik kwam bij dit soort plekken terecht. Het is niet leuk, maar dit is mijn leven.” 

Een man die zich Jezus noemt, heeft vanavond de leiding. Hij draagt een witte trui met de Amerikaanse vlag, en glimlacht onophoudelijk. Jezus komt uit Algerije, en is zelf ook dakloos en illegaal. Tegen een kleine vergoeding werkt hij een paar dagen per week bij de opvangplek. Jezus: “Ik ben achttien jaar illegaal in Nederland. Je hebt niks. Geen dokter, geen slaap, geen werk. Je moet zelf overleven.”

Van de twintig mannen in het inloophuis zijn er vanavond zeker vijf illegaal. De meesten willen niet praten. Farid: “In de gevangenis in Rotterdam deelde ik een cel met vier anderen. Je kon niks doen. Niet sporten of werken, alleen maar wachten.” Hij legt zijn hand op zijn voorhoofd, zijn gezicht vertrekt. “Ik heb slecht geslapen vannacht”, verklaart hij. In het asielzoekerscentrum slikte hij antidepressiva, in de detentiecentra kreeg hij niks en nu gebruikt hij soms ‘een beetje drugs’. In Amsterdam West zijn ze bezig met opruimen. Farid staat op, hij trekt de kraag van zijn grijswitte jack omhoog en loopt weer een nacht in. 

De volgende dag zit de Iraniër in Blaka Watra, een inloophuis voor allochtone harddrugsgebruikers. Hij zit gebogen aan tafel en kijkt afwezig voor zich uit. Weer heeft hij niet goed geslapen, vertelt hij. Eurosport staat aan en door de boxen klinkt salsamuziek. De enige twee vrouwen in de ruimte bewegen met hun heupen op de muziek. Tussen hen in danst een man. Zijn ene been doet niet meer mee, met zijn armen probeert hij de vrouwen bij zich te houden. Alledrie lachen ze hard boven de muziek uit.

“Ik heb hier geen vrienden, ik ben niet asociaal, maar alleen,” zegt hij onverwacht boos. Tegenover Farid zit een wat oudere man. Hij draagt een rugzak onder zijn leren jas. Constant beweegt hij zijn hoofd naar de tafel toe. De Iraniër besteedt er geen enkele aandacht aan. Hij kijkt dwars door de man heen, richting de gebruikersruimte, waar mannen zich verdoven met een shot heroïne. “Ik ben hier liever niet. Ik kan er niet over nadenken. Het heeft geen zin, begrijp je. Het heeft geen zin.”