‘Maak dat je wegkomt, zei het hoofd op de eerste dag’

Gepubliceerd in dagblad Trouw, 02.02.2013

De eerste baan maakt vaak diepe indruk. Acteur Frank Groothof (1947), bekend van Sesamstraat, begon als veger in een KLM-hangar. Deze maand staat hij op het podium met de voorstelling ‘Idomeneo’. En deze week opent de expositie Sesamstraat in het Limburgs Museum in Venlo.

“In een zomer, begin jaren zestig, wilde ik op vakantie naar Noorwegen. Om daar in mijn eentje door de bossen te zwerven. Ik had alleen wel eerst geld nodig. We waren thuis met een groot gezin en er was absoluut geen geld over voor ons om op vakantie te gaan. Als kinderen moesten we alles zelf bij elkaar sprokkelen.

In die tijd was het niet makkelijk om werk te vinden. Via het uitzendbureau kon ik aan de slag bij KLM. Toen ik het nieuws kreeg, wist ik niet wat me overkwam; ik sprong een gat in de lucht van blijdschap. Met een bus werd ik de volgende dag, samen met een hele club jongens, opgehaald bij het Surinameplein in Amsterdam. Vanaf daar werden we naar de hangars van de luchtvaartmaatschappij gebracht.

De bedoeling was dat wij met z’n allen de hangars zouden vegen. Ik had meteen door dat het een stompzinnige baan was. Met een bezem een gigantische hangar te vegen; het had zoiets zinloos en het greep me compleet naar de strot. Nu moet ik er wel bij zeggen dat ik in die tijd – ik was zeventien – redelijk moeilijk hanteerbaar was. Ik kon niet stilzitten; tegenwoordig zouden ze het ADHD noemen.

Ik liep me daar dus stierlijk te vervelen. Tot ik opeens een van de jongens in het oog kreeg: in plaats van te vegen reed hij rond in een vorkheftruck. Dat was geweldig! Ik wilde dat ook. Ik zat te loeren en te loeren. Ik wachtte mijn kans af tot de lunchpauze. De jongen zat lekker zijn koffie te drinken en zijn broodjes te eten. Ik sloop ondertussen naar het wagentje en ging erin zitten. Het was echt jongensspeelgoed. Twee uur lang heb ik in de heftruck rond gereden. Ik wist: als ik ga eten ben ik hem weer kwijt. Maar op een gegeven moment hield ik het niet meer van de honger. Ik heb hem toen ergens achteraf geparkeerd, een beetje verdekt opgesteld. Ik snelde naar mijn lunchtrommel en zo snel mogelijk keerde ik weer terug: en ja hoor, de jongen zat er weer. Hij keek vanuit de cabine met een triomfantelijke grijns op me neer.

Ik kon het haast niet verkroppen: binnen no time was ik weer veroordeeld tot dat vreselijke vegen. Dat pikte ik niet. Ik ben gaan dwalen in de hangar, op zoek naar een andere heftruck. Nergens in die gigantische hal vond ik er een. Ik ben naar de volgende hangar gegaan en daar stond er een, midden in de ruimte. Een veel grotere zelfs!

Zonder aarzelen klom ik er in, draaide de sleutel om, startte en trok aan de hendel. Met een rotgang reed dat ding vervolgens achteruit. Ik kon niet stoppen en met grote snelheid reed ik tegen de telefooncentrale van de KLM op. De schade was enorm! Het liep zeker in de duizenden guldens.

Natuurlijk werd ik direct op het matje geroepen bij het afdelingshoofd. Hij vroeg of ik een rijbewijs had om in een heftruck te rijden? Of ik dan misschien een verzekering had? Ik schudde mijn hoofd. Het enige dat ik kon uitbrengen was: ‘Maar die andere jongen zat er ook op’. Ik moest maar doen of ik hier nooit was geweest. ‘Maak dat je wegkomt’, zei hij ook nog.”