‘Door het affiche leek het of ik de hoofdrol had’

,

De eerste baan maakt vaak diepe indruk. Actrice Monic Hendrickx (1966) begon bij Theatergroep Stella Den Haag. Onlangs won zij een Gouden Kalf voor de rol van Carmen in de televisieserie ‘Penoza’. 

“Mijn eerste echte baan, met een echt salaris – waarvan ik een stereoinstallatie kocht was bij theatergroep Stella Den Haag. We maakten muziektheater voor kinderen. De regie was in handen van Hans van den Boom; een geweldige regisseur. De eerste keer dat ik een stuk van hem zag, was ik geroerd en onder de indruk. Hij maakt geen standaard voorstellingen, meer mozaïekvoorstellingen, collages haast, waarin muziek een belangrijke rol speelt.

Ik sprong een gat in de lucht toen ik hoorde dat ik was aangenomen. Die middag heb ik iedereen proberen te bellen om het nieuws te delen, maar niemand was thuis. Ik ben toen naar school gelopen om de mensen op de hoogte te brengen. Onderweg heb ik mensen aangesproken om te vertellen dat ik een baan had. Zo blij was ik.

Het eerste stuk waarvoor we repeteerden was ‘Seppan’, een familievoorstelling gebaseerd op een Zweedse kinderfilm. Een van de jonge inwoners verlaat op een dag het dorp op een ijsschots. Het ging over afscheid nemen van dierbaren.

Niet lang voor we begonnen met repeteren had de regisseur zijn vrouw verloren. Het was een verdrietig thema, maar toch werd het geen moment te zwaar. We brachten het eerder lichtvoetig: Ik danste een waterballetje en we zongen veel: ‘Blauw, blauw, hemelsblauw, als het waait hou ik van jou.’

Ik speelde Pirjo. Mijn gezicht stond op het affiche. Daardoor leek het of ik de hoofdrol had, maar eigenlijk had iedereen van de groep evenveel te doen. Ik speelde een meisje met Zweedse kousen, een wollen trui en een muts.

In de eerste recensie werd ik omschreven als ‘de jongensachtige, androgyne actrice Monic Hendrickx’ – dat kan ik mij nog goed herinneren.

Seppan hebben we 305 keer gespeeld. Soms hadden we zelfs twee voorstellingen op een dag: dan stonden we ‘s ochtends voor tien basisschoolklassen en’s middags weer. Soms was het zwaar. Toch was het ook zo dat ik zelfs bij de driehonderdste keer nog kon denken: ‘Oh! Het stuk gaat natuurlijk daar en daar over!’ Het verhaal bleef me verrassen.

Jaren later moest ik een keer in Den Bosch spelen. Na afloop kwam er een jongen naar mij toe. Uit zijn portemonnee haalde hij een fotootje van Pirjo. Dat had hij al die tijd bewaard. Hij vertelde dat hij door die voorstelling tot de ontdekking was gekomen dat hij wilde spelen. Inmiddels zat hij op de toneelschool; zo’n mooi verhaal vond ik dat.

Die eerste periode maakte veel indruk. Het was ongelooflijk dat ik betaald kreeg voor iets wat ik zo leuk vond om te doen. Drie jaar heb ik bij Stella Den Haag gespeeld. Hans van den Boom heeft mij geleerd om de muziek te zoeken in taal. Nog altijd. Carmen heeft in ‘Penoza’ bijvoorbeeld een Amsterdamse tongval en het personage Nynke is juist Fries.

Na Seppan heb ik ook nog de voorstelling ‘Giraf’ bij Stella Den Haag gedaan. Hierin speelde ik Angela, een meisje dat heel erg sliste. Het was een grappig bedoeld personage, maar het duurde echt even voor ik haar had gevonden. Nu is het een van mijn meest dierbare personages. Een vriend van mij zegt wel eens: ‘Doe eens Angela’. Ik begin dan gelijk te slissen.”