‘Je laat ze toch geen ‘Fik’ tegen je zeggen’

Gepubliceerd in dagblad Trouw, 

De eerste baan maakt vaak diepe indruk en legt de basis voor later. Historicus Fik Meijer (1942), gespecialiseerd in de Oudheid, begon zijn carrière als leraar op zijn eigen middelbare school in Leiden. Voor de Maand van de Geschiedenis, die dinsdag begint, schreef hij het boekje ‘Lessen uit Rome.’

“Nog tijdens mijn studie werd ik door de rector van het katholieke Bonaventura College in Leiden gevraagd om les te geven. Hij was ook pater van de Franciscanen. Ik kende de man nog van toen ik zelf op school zat. Ik had nooit het plan gehad om leraar te worden, maar het voelde wel als een hele eer dat hij het vroeg: Tijdens de middelbare school was ik nooit de allerbraafste geweest.

Het was een vrij ouderwetse school waar vooral jongens les kregen. Het eerste jaar gaf ik twee klassen Grieks. Van huisuit ben ik namelijk classicus en geen historicus. Na mijn afstuderen ben ik fulltime gaan lesgeven. Ik moet zeggen dat het mij meteen aardig afging. Misschien was dat omdat ik ook al bij de zwemvereniging had lesgegeven. Ordeproblemen heb ik nooit gehad.

Dat kwam ook door mijn vader. Hij was geschiedenisleraar op dezelfde school en hij souffleerde mij die eerste periode. Zo zei hij bijvoorbeeld: “Laat het absoluut niet gebeuren dat leerlingen je aanspreken met je en jij.” Het waren de jaren zestig, en het was net de tijd dat het aan het veranderen was. Zeker onder jonge mensen.

Maar ik heb het niet laten gebeuren. De eerste weken heb ik streng opgetreden. “Dan kan ik later altijd nog de teugels laten vieren”, dacht ik bij mezelf. Volgens mij heeft het geholpen, ik werd echt gerespecteerd. Je laat kinderen van dertien, veertien jaar, toch ook geen ‘Fik’ tegen je zeggen, dan nemen ze je niet serieus.

Na mijn studie was ik weer thuis gaan wonen. Samen met mijn vader liep ik dan ‘s ochtends naar school. Mijn vader was heel klein, maar 1.70 meter, en ik ben 1.96 meter. “Daar gaan kleine Meijer en grote Meijer”, werd er dan gezegd. Mijn vader was een uitstekend en voortreffelijk leraar; hij kon prachtige verhalen vertellen, echt zo’n ouderwetse geschiedenisleraar. We hadden wel met elkaar afgesproken dat we ons op school niet met elkaar bemoeiden. Tijdens de pauze in de koffieruimte spraken we bijvoorbeeld ook niet met elkaar.

Na mijn afstuderen ben ik vrij snel begonnen aan mijn promotie. Ook kreeg ik in die periode mijn twee kinderen. Overdag gaf ik les, daarna fietste ik naar het instituut Oude Geschiedenis in Leiden, daar werkte ik tot een uur of half zeven. En ‘s avonds werkte ik thuis door. De wieg met mijn zoontje stond dan naast mij.

Het leuke is dat ik dit jaar een groep oud-leerlingen van mij heb rondgeleid in Rome; ik geef tegenwoordig veel rondleidingen. Het waren grijze mannen geworden, het is tenslotte ook 37 jaar geleden. Maar door de reis kwamen allerlei herinneringen aan die tijd boven. Zo zeiden zij bijvoorbeeld dat ik tijdens de lessen Latijn en Grieks altijd opvallend veel tijd besteedde aan andere dingen dan de lesstof; we konden het eindeloos hebben over sport en politiek.

Bijna zeven jaar heb ik als leraar gewerkt in Leiden. Daarna ben ik altijd les blijven geven: eerst bij een lerarenopleiding en later aan de universiteit. Het voordeel van die eerste jaren leraarschap in combinatie met mijn promotie, was dat ik harder heb leren werken dan de meeste mensen die aan de uni waren blijven hangen. Het was soms een zware tijd, maar het was absoluut geen bezwaar voor mij: ik was 23 toen ik begon, en tot je dertigste ben je nog in de kracht van je leven