‘Waar blijft mijn kabeljauw?’

Gepubliceerd in dagblad Trouw, 26 september 2012.

De eerste baan maakt vaak diepe indruk en legt de basis voor later. Actrice Pleuni Touw (1938) begon precies vijftig jaar geleden bij Het Nieuw Rotterdams Toneel. De komende tijd is ze iedere zaterdag te zien in de serie Golden Girls op RTL 4.

“Een paar dagen na mijn examen hoorde ik dat er drie gezelschappen waren die interesse in mij hadden; een goede score. In die tijd hadden de theaterdirecteuren van de gesubsidieerde gezelschappen nog de verplichting om alle leerlingen die van de toneelschool kwamen een jaarcontract te geven. Ik koos voor het net opgerichte gezelschap van Rob de Vries: Het Nieuw Rotterdams Toneel.

Ik kwam uit Rotterdam, en mijn vader die in die tijd nog actief was als schipper had Rotterdam als thuishaven. Daarbij was het gezelschap van Rob de Vries een levensgroot gezelschap. We waren met tien jonkies. Er zaten ook topacteurs tussen als Caro van Eyck, Lia Dorana en Coen Flink. Ik wist dat ik vooral kleine rollen zou krijgen, maar dat maakte mij niet uit. Ik wilde leren, leren, leren.

Het eerste stuk dat ik zou spelen na mijn afstuderen was ‘The Kitchen’ van Arnold Wesker. Het speelde zich af in je zal het niet willen geloven de keuken van een cafetaria, waar je voor een appel en een ei kon eten. De koks werden uiteraard gespeeld door mannen, zij werden de witte brigade genoemd. De serveersters behoorden tot de zwarte brigade.

Tijdens mijn jaren aan de toneelschool in Arnhem had ik altijd een beurs gekregen. Toen ik klaar was, had ik opeens geen cent meer. Om die paar maanden voordat ik begon te overbruggen, zocht ik een baantje. Ik werkte in de bediening in een petit restaurant in Rotterdam. Van dichtbij zag ik toen dat er een enorm ongeduld bestond tussen de koks en het bedienend personeel. Ik heb meegemaakt dat de koks woest met de pannen smeten omdat de serveersters niet op tijd waren met het ophalen van de desserts; het ijs stond gewoon weg te smelten.

Die strijd tussen de verschillende beroepsgroepen kwam in het stuk ‘The Kitchen’ ook naar voren. Al had ik maar een kleine rol, ik was door mijn baantje wel goed voorbereid. Tijdens het stuk wachtte ik op een teken, dat was bijvoorbeeld het woord ‘puree’. Ik rende op, kwam bij de vierde kachel staan en plaatste mijn bestelling: ‘Drie kabeljauw voor tafel drie.’ Ik haalde nog wat plats op ik heb daar leren jongleren met zeven borden tegelijk en rende dan weer woest naar de koks: ‘Waar blijft mijn kabeljauw?!’

Twee jaar heb ik bij het Nieuw Rotterdams Toneel gespeeld. Het was verschrikkelijk leuk. Maar in het tweede jaar werd steeds duidelijker dat ik daar niet verder zou komen: een van de directeuren zag niks in mij.

Daarbij kreeg ik steeds vaker aanbiedingen vanuit Bussum destijds nog de tv-stad. En die wereld trok mij erg. De jonge-vrouwenrollen in het toneel werden in die tijd gespeeld door vijftigjarige actrices. Het idee bestond dat jonge actrices nog niet klaar waren voor die grote rollen. Bij de televisie lag dat heel anders, daar kwam je als jonge vrouw wel aan bod. Daarnaast begon ik bij het gezelschap Ensemble in Amsterdam: Het theater is toch altijd mijn grootste liefde gebleven.”