‘Ze piepten een beetje mee als ik een liedje met ze zong’

Gepubliceerd in dagblad Trouw, 26 maart 2011.

De eerste baan maakt vaak diepe indruk en legt de basis voor later. Actrice Carry Tefsen (1938) begon als kleuterleidster. Komende maand staat ze op het podium met ‘Omdat ik zoveel van je hou’.

“Na de Vrije School wilde ik eigenlijk het liefste naar de kunstacademie. Mijn vader zei: ‘kunst is mooi, alleen niet voor je beroep’. Hij vond dat ik- net als hij- een baan moest nemen in het onderwijs. Daar had je veel vrije tijd, een vast inkomen en kon je gebruik maken van sociale voorzieningen, was zijn redenering. In die tijd had mijn vader grote invloed op mij, ik luisterde naar hem en ging naar de Vormschool.

“Daar volgde ik de opleiding om kleuterleidster te worden. Ik voelde me er al snel niet thuis: de leerkrachten spraken in termen van ‘handjes’ en ‘voetjes’, en andere kleuterdingen. Terwijl ik juist net in een fase zat dat ik spannende dingen wilde beleven.

“Na drie jaar had ik er genoeg van, ik besloot iets heel anders te gaan doen. Tekenen en schilderen deed ik altijd graag, het leek me leuk daar iets mee te doen. In de krant had ik een advertentie gezien waarin stond dat ze mensen zochten om lampenkappen te beschilderen. Ik solliciteerde en werd gelijk aangenomen.

“Het was een klein fabriekje, in het souterrain van een pand aan de Amstel. Daar kleurde ik samen met twee andere meisjes de lampenkappen in. Ik schilderde molentjes, huisjes en bloembollen. Allemaal in Delfts blauw.

“Al snel realiseerde ik me dat het werk totaal geen toekomst had. Na een half jaar heb ik aan de directeur van de Vormschool gevraagd of ik terug kon komen om mijn hoofdakte te halen. Ik kon gelijk instappen.

“Na het halen van mijn hoofdakte begon ik op een kleuterschool in Weesp. Ik stond voor een klas met 45 kinderen van vier tot zes jaar. Ze kwamen als kleine kleuters bij mij in de klas; die een beetje meepiepten als ik een liedje met ze zong. Ze hingen ook nog erg aan hun moeder. Voor je ogen zag je hoe het grote kinderen werden. Op het moment dat ze echt slim werden droeg je ze over aan de leraressen van de basisschool.

“Ballet had me in die tijd echt te pakken gekregen. Ik werkte iedere dag tot half vier als kleuterlerares. Terug in Amsterdam nam ik een balletles, en meteen daarna nog een les. ’s Avonds danste ik in een van de dancings op het Leidseplein.

“Omdat ik zo met dansen bezig was, vond ik het leuk ook met de kinderen te dansen. Dat ging heel goed. Ik maakte zelfs kostuumpjes van crêpepapier voor ze. Ik maakte vaak grote bordtekeningen en ik liet ze met een groepje samen een groot schilderij maken. Ze maakten prachtige dingen en ze leerden samenwerken.

“Tweeënhalf jaar heb ik op de school gewerkt. Vrij snel zag ik in dat ik niet mijn hele leven kleine piepjes wilde aanhoren. Ook vond ik het lastig dat ik de kinderen- net op het moment dat ze groot begonnen te worden- moest ‘afstaan’. Ik had het gevoel dat ik niet echt iets had in te brengen.

“Toen ik wegging had ik nog geen andere baan. Het enige dat ik wist was dat ik wilde dansen. Van mijn laatste geld ben ik die zomer op vakantie gegaan, terug in Nederland kwam ik wonder boven wonder de juiste mensen tegen, en rolde ik het theatervak in.”